Advies Woningbouw en klimaatadaptatie gezien vanuit waterveiligheid
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 30 maart 2022 een verzoek ingediend bij het ENW om zich uit te spreken over de relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en waterveiligheid. Dit verzoek kwam naar aanleiding van twee briefadviezen van de deltacommissaris van 1 september en 3 december 2021 over woningbouw en klimaatadaptatie.
Het ENW heeft zeven experts geïnterviewd om kennis te nemen van hun visie op de toekomst van Nederland. Uit deze interviews en de eigen analyse concludeert het ENW dat waterveiligheid geen aanleiding geeft om nieuwe bebouwing in al beschermde gebieden te beperken, zolang we de bescherming op orde kunnen houden. Wel kan het vanwege wateroverlast of andere functies wenselijk zijn om bij nieuwbouw nu al passende maatregelen te nemen in gebieden die gevoelig zijn voor overstromingen.
De risicobenadering is en blijft volgens het ENW goed bruikbaar voor het waterveiligheidsbeleid, ook in een veranderend klimaat. Het ENW beveelt aan om voor elk gebied een onderbouwd risicoprofiel te maken, waarin kansen en waterdieptes van wateroverlast en grote overstromingen worden weergegeven voor huidige en toekomstige situaties.
In beleid en beheer wordt onderscheid gemaakt tussen wateroverlast en waterveiligheid. Het ENW vindt het handhaven van dit onderscheid van belang omdat het verschillende risico’s betreft, verantwoordelijkheden zijn belegd bij verschillende organisaties en de vraagstukken om verschillende maatregelen vragen.
Bij ruimtelijke ontwikkeling van ons land moeten vraagstukken als waterveiligheid, droogte, grondwater, bevolkingsgroei en woningbouw in samenhang worden beschouwd. Het is daarom van belang dat er een integraal ruimtelijkeordeningsbeleid wordt ontwikkeld waarin deze vraagstukken in onderlinge samenhang worden beschouwd en vertaald in de meest effectieve maatregelen.
Gelet op alle verwachte klimaatveranderingen vindt het ENW een maatschappelijke discussie over dit thema wenselijk. Het ENW kan zich voorstellen dat bij de onderbouwing van het hedendaagse waterveiligheidsbeleid de verwachte toekomstige ontwikkelingen tot maximaal 100 à 150 jaar worden meegewogen.